De wereld van zichzelf aanbiedende oude mannen zit vol met onzijdige gezichten en gekke gebitten in achtergronden van smakeloos ingerichte huiskamers, kantines van motorclubs en, bij hoger opgeleiden, ook jachthavens.
Ik zit bij mijn goede vriend Hans aan de keukentafel en we verdiepen ons in de duistere wereld van de datingsites. Hans is de wederhelft van Huub. Ze zijn een heerlijk stel: ze maken regelmatig en openlijk ruzie met elkaar. Heel verfrissend vergeleken met andere kleffe stelletjes, wier zinnen vaak met ‘we’ beginnen. Ik wil ook deel uitmaken van een stelletje dat niet namens ‘wij’ praat.
‘Hoe oud wil je gaan?’ vraagt Hans, ‘jij kan er makkelijk tien jaar onder gaan zitten, dan kunnen ze je een beetje bijhouden. Kijk deze,’ hij wijst een man van mijn leeftijd aan, ‘die tuiniert en wandelt graag op het Pieterpad, daar val jij bij in slaap.’
‘Oh en deze,’ gil ik. Ik wijs naar een gezette, lachende man met een glas bier in de hand met op de achtergrond een heuse carnavalsoptocht. De moed zakt me in de schoenen.
‘Zijn er niet nog andere sites?’ probeer ik.
‘Geloof me,’ zegt Hans, ‘we hebben nu vier sites bekeken en dit is de beste. Maar je moet het natuurlijk ook een kans geven.’
‘Ze lijken ook allemaal op elkaar, na vijfenzestig gaan ze hollend achteruit,’ piep ik.
‘Onder je leeftijd gaan zitten is voor jou de enige weg,’ concludeert Hans opnieuw.
‘Maar die hebben vaak nog een hele drukke baan, tweede leg, alimentatieproblemen, en… ze hebben de seventies niet meegemaakt die mij hebben gevormd.’
‘Je hoeft niet de hele dag over het verleden te zwijmelen, W, bovendien heb je zelf ook nooit tijd. Dus zullen we dan doen vanaf zestig? Kom op, nu nog even je profiel, even lekker opscheppen over jezelf, een beetje liegen mag. Eerste vraag: wie ben je?’ vraagt Hans.
Hans en ik zijn het over bijna alles eens, behalve dan dat ik erin wil hebben dat ik me (o.a.) bezighoud met de ondergang van de wereld, aan een soort van Weltschmerz lijd en eigenlijk activistisch ben.
‘Daar jaag je de mannen mee weg,’ protesteert Hans, ‘je kunt beter eerst kijken of je hem überhaupt aantrekkelijk vindt.’
‘Nee,’ stribbel ik tegen. ‘Andersom, ik wil een geestverwant hebben, die ik ook nog leuk en aantrekkelijk vindt. Een hele lelijke man kan ineens mooi worden als hij goeie dingen zegt of grappig is.’ ‘Vooruit dan maar, zucht Hans, ‘een lelijkerd die leuke dingen zegt.’ Bij ‘Wat voor man zoek je?’ vloeit ‘liefst zonder buik’ uit de pen van Hans. Ik protesteer. Op zich heeft hij gelijk, maar ik heb er zelf ook één. Na een uurtje zwoegen hebben we een prachtig profiel, waarin ik me zelf voldoende herken. Het lijkt me wel een leuk mens, die W.
Opgetogen fiets ik naar huis. Het idee dat honderden mannen mijn mailbox gaan overstelpen windt me op en doet me iets harder op de trappers staan. Misschien ligt er al een leuke op me te wachten. Ik moet me bedwingen om niet even af te stappen om mijn telefoon te checken. Gelukkig heb ik wind mee!