Toen de klok onlangs twaalf uur sloeg had ik tòch ineens een voornemen: voorlopig geen daterij meer! Ik ben veel te druk met het schrijven van mijn boek (over daten!) en bij een beetje date komt toch gauw wat emotie los. Ik moet me focussen.
Het kwam ook door een gesprek met mijn therapeut, ik noem haar H.
‘Ik wil het hebben over hoe je nu verder gaat,’ zei H. ‘Hoe denk je erover om het eens serieus en praktisch aan te pakken met de mannen? Ik zou het jammer vinden als je in aannames blijft hangen.’ had ze eraan toegevoegd. ‘Welke aannames? vroeg ik.
‘Het is heel ouderwets om te blijven denken hoe kan het zijn dat zo’n leuke meid als ik er maar niet in slaagt om een fijne vent aan de haak te slaan. Nee, andersom: je bent gewoon erg kritisch en je vindt bijna niemand meer leuk omdat je veel levenservaring hebt, de lat daarom hoog ligt, waarbij je dus ook nog een keer vaak zelf geen initiatief neemt dus die minkukels hun kans laat grijpen.’ ‘Ah,’ zeg ik, ‘je bent het dus wel met me eens dat op die sites meer kneuzen zitten dan gemiddeld, afgezien van dat ik er zelf ook op zit.’
‘Omdat het kàn,’ antwoordt H. eenvoudig. ‘Verborgen rugzakken. Iemand die niet gauw aan de vrouw komt vanwege een enorme rugzak, eerder een bagagerek, kan met een leuk profiel op zo’n platform toch een eind komen. Daarom moet je ook veel daten voordat je de juiste hebt gevonden. Dat is de wet van de algoritmes. En als je eenmaal iemand gevonden hebt, begint het echte werk pas.’ ‘Hou op, H,’ zeg ik geïrriteerd, ‘dit is al ingewikkeld genoeg. Ik zei je toch dat ik helemaal geen zin meer heb om te daten. Ik vind het rotwerk, zenuwslopend en uitputtend.’
‘Ik begrijp je frustratie, dus je wilt geen vriend, dat kan.’ Ze had toen opzettelijk een lange stilte laten vallen. ‘Maar,’ zei ze uiteindelijk, ‘wat ik opmerk is dat je nog steeds jezelf enorm tegenwerkt: je date op een zodanige wijze dat dat gauw tot de verkeerde mannen leidt terwijl je tegelijkertijd op zoek bent naar een exclusieve constante.’ ‘Wat is dàt in godsnaam?’ roep ik iets te hard.
‘Iemand die jou regelmatig opbelt omdat jìj het bent en vraagt hoe het met je gaat en je graag weer wil zien en dat je dat leuk vindt.’
H. heeft het waarschijnlijk over iemand waar je naar verlangt en waar je zenuwachtig van wordt omdat hij niet belt. ‘Dat lijkt me best leuk,’ lieg ik. ‘Dat klinkt alsof je ook kunt volstaan met de aanschaf van een huisdier.’ antwoordt H.
‘Ik weet het niet, ik twijfel!’ roep ik. ‘Is het niet beter om in een woongroep te gaan en daar in de gemeenschappelijke ruimte een soort vriendschap met iemand te ontwikkelen, dat komt ook voor weet je.’ ‘Dat komt voor,’ zegt H., ‘maar niet vaak.’
‘Dat is wel veel organischer,’ houd ik vol. ‘We leefden vroeger in een kraal, nu zitten we in een torenflat. Ik vind die online contacten zo geforceerd! Die kunstmatige ontmoetingen die verdomd veel lijken op sollicitatiegesprekken, alsof je op zoek bent naar een snuffelstage!’
H. knikt. ‘Sommige mensen gaan een maand niet drinken en jij wilt Cold Turkey even geen man meer. Het kan.’ H. heeft het over het verslavende aspect van daten, ik begrijp het. En daarmee ook over het gevaar van terugvallen. ‘Willy wil inderdaad even geen man meer,’ zeg ik. ‘Ik wil me nu toeleggen er over te schrijven.’ ‘Heel goed,’ zegt H. ‘Hoe heet dat boek trouwens?’ ‘Daten voor gevorderden,’ zeg ik. ‘En als ondertitel: hoe ik vele mannen ontmoette en mezelf tegenkwam’. ‘Mooi, zegt H. ‘en wat goed dat je nu een pauze inlast, een heel mooi voornemen.’ Ik zie dat een lichte glimlach om haar mond speelt.