De woongroep

Ik sta voor het bord met een plattegrond van mijn toekomstige woongroep: een torenhoog appartementencomplex. Het zit volgeplakt met gele briefjes waarmee je aangeeft waar je wilt wonen. Er zijn wel honderd appartementen met of zonder galerijen, balkons, veel gemeenschappelijke ruimtes. De weelderige gevelplanten, tegen de toenemende hitte, geven het geheel een gezellig aanzien. Ik heb net een briefje geplakt op de vierde etage, daar heb je de minste last van het geluid van de metro.

Mijn goede vriendin Loes heeft me hierin geluisd. Ze zei ‘Willy: nu vind je het nog een belachelijk idee, maar over drie jaar denk je daar heel anders over en heb je zorg nodig.’ Ze schetste een paar ziektes waar ik aan zou kunnen gaan lijden. Om haar een plezier te doen ben ik een keer meegegaan en omdat ik van twijfelen houd ben ik er langzaam ingegroeid.

Ik kijk nog eens naar het gele plakbriefje: het vertegenwoordigt mijn besef van sterfelijkheid.  ‘Anders word je een keer dood gevonden in je flat,’ voorspelde Loes toen ze merkte dat ik bleef twijfelen.

‘Oh prachtig Wil, je hebt gekozen voor uitzicht op het ‘struweel’, zegt Loes die nu naast me staat. Ik zie geen struweel, ik zie de metro. ‘Ik heb gekozen voor de hoogste verdieping,’ zegt Loes, ‘dan word ik iedere morgen wakker in de wolken.’ Heerlijk als je zo naïef bent.

We gaan beginnen met de vergadering. Ik zit naast Wim. Van Wim vind ik dat hij beter meteen naar een verzorgingstehuis kan gaan, hij ziet er groezelig en niet gezond uit. Hij ruikt naar rook en op zijn keel zitten een paar losse lange haren. Hij klampt mij ook iets te vaak aan en zegt dan dat hij zich nu al verheugt op onze gezamenlijke maaltijden, waar hij dan naast mij komt zitten. Er zijn leuke mensen zoals Loes, maar er zijn ook een paar zoals Wim.

Vanavond hebben we het over de vordering van de bouw. Metingen hebben uitgewezen dat een houten fundering toch meer trillingen van de metro doorgeeft dan beton. Beton is niet duurzaam, dus dat wordt een discussie. Ik ben bang voor die trillingen. Ik durf het niet hardop te zeggen, want ik bevind me tussen de hardcore groenen, die nemen de trillingen op de koop toe. Een geruststellend idee is dat mijn papiertje op de vierde hangt, daar zijn de minste. 

Daarna bespreken we de zorgfactor. Het idee is dat de jonge mensen (50%) voor de oude mensen (50%) gaan zorgen. De kleine dingen, een soort thuiszorg die ze dan kunnen verrekenen met hun huur. Hoe zou dat in de praktijk uitpakken? Zou de jongeman met die blauwe ogen die drie stoelen verder op zit over 5 jaar (tegen betaling) mijn steunkousen aantrekken? Op zich nog niet zo’n gek idee.

Loes brengt nog het punt in van het te schone wc-water, het is al lange tijd een doorn in haar oog. De anderen vinden ook dat dat afgelopen moet zijn en we brainstormen een tijdlang over recycling van douche-of dakwater. Dat laatste hebben we nodig voor de planten.

Na afloop loop ik nog eenmaal naar de plattegrond om me te vergewissen van mijn plekje. Maar het gele papiertje is weg! In paniek roep ik Loes: ‘Oh hier,’ zegt ze, ‘je woont naast Wim, dat is toch ook gezellig.’ Ik loop naar buiten op zoek naar Wim en zie dat hij nèt wegrijdt. Uit zijn Canta komt harde muziek en een rookpluim.

Vind je dit artikel leuk?

Facebook
X
LinkedIn

Laat een reactie achter